Al decennialang worden varkens gehuisvest in gesloten stallen. Doordat er veel dieren in één ruimte gehuisvest worden en er dus veel warmte-, stank- en vochtproductie is, moet er geventileerd worden. Op de wijze hoe de frisse lucht in de stal gebracht wordt zijn al veel systemen ontwikkeld en ook weer verdwenen. In dit artikel een overzicht van de systemen die de afgelopen 25 jaar opmars hebben gemaakt.
Slangenventilatie
Zo goed als verdwenen; in enkele stallen nog wel aanwezig. De slangen zijn nog steeds op maat leverbaar.
Klepventilatie
Komt in oudere stallen nog wel voor, maar wordt in nieuwe stallen niet meer gemaakt. Dit wordt ook sterk afgeraden omdat de luchtverdeling meestal niet goed is. De lucht valt te vroeg of schiet te ver door en veroorzaakt hierdoor vaak putventilatie.
Kanaalventilatie
Het meest toegepaste systeem bij nieuwbouw is kanaalventilatie. In de zeventiger jaren werd dit systeem al toegepast. De lucht werd hierbij via een centrale gang onder de afdelingsdeur naar binnengebracht. In de voergang lagen houten planken met wat tussenruimte. Ruim 12 jaar geleden is dit systeem weer nieuw leven ingeblazen en wordt de lucht meer indirect binnengebracht, namelijk via een spouw en een ruimte onder de ligvloer. Heel veel nieuwe stallen worden de laatste jaren met dit inlaatsysteem uitgerust. Qua luchtverdeelsysteem in de stal wordt kanaalventilatie gezien als het beste systeem, hoewel dit sterk afhankelijk is van de manier waarop de lucht onder in het kanaal onder de voergang gebracht wordt. Zoals elk inlaatsysteem moet dit systeem ook voldoen aan bepaalde eisen:
– Een luchtinlaat aan de buitenzijde die automatisch geregeld wordt op basis van een onderdrukregelaar. Er is lang geperforeerd damwand en windbreekgaas geadviseerd. Dit blijkt toch niet afdoende. Deze materialen remmen wel de snelheid van de lucht die er doorheen gaat. Echter, er vindt toch drukopbouw plaats. Een dergelijke opening met geperforeerd damwand of windbreekgaas wordt allemaal berekend op maximumventilatiecapaciteit bij zware dieren. Dit is hooguit 2 weken per jaar het geval. De overige 350 dagen is de opening te ruim en hoe ruimer de opening hoe meer de wind vrij spel heeft. Maak dus altijd de opening regelbaar, zo mogelijk met de inlaat aan de noord- of oostzijde. Uit deze hoek komt de wind het minst vaak en de zon staat er niet op.
– De beste luchtinlaat met de minste windinvloed is een inlaatopening die enkele meters van een gevel verwijderd is. Wind bouwt namelijk altijd druk op tegen een gevel. – De luchtverdeling in de afdeling is het best als de lucht verspreid over meerdere plaatsen in het kanaal onder de controlegang komt. Komt de lucht onder de afdelingsdeur door of rechtstreeks vanuit de spouw onder de controlegang, dan is het belangrijk dat ook de doorlaat in de vloer van de controlegang beperkt wordt (maximaal 2 cm²/m3) omdat er anders te weinig weerstand en daardoor een slechte luchtverdeling is. Een obstakel in de put kan in deze ook veel uitkomst bieden. Waar en hoe is afhankelijk van de situatie.
– Kanaalventilatie biedt de mogelijkheid om veel volume in de stal te maken en daarbij hoog af te zuigen.
– De temperatuurvoeler mag nooit in de inkomende luchtstroom hangen. Deze moet daarom zeker 60 cm naast de controlegang op een hoogte gelijk met de bovenkant van de hokafscheiding hangen. – Bereken de luchtinlaatopeningen op basis van de richtlijn van het klimaatplatform.
Kanaalventilatie is anno 2009 het meest gebruikte ventilatiesysteem.
Deurventilatie
Een goedkoop en simpel luchtinlaatsysteem is deurventilatie. Het wordt bij nieuwbouw echter niet veel meer toegepast daar de afdelingen steeds groter worden en daarmee de controlegang ook steeds breder zou moeten worden. Een belangrijke vuistregel bij dit systeem is namelijk dat de controlegang 1 cm/vleesvarken breed zou moeten zijn. Voor een afdeling met ± 200 dieren, wat steeds vaker voorkomt, dient de controlegang dus 2 m breed te zijn. – Ook hier is de plaats voor de temperatuurvoeler belangrijk. Hier geldt hetzelfde advies als bij kanaalventilatie. – Bij vleesvarkens mag vanaf april t/m oktober 3 weken na opleg, de deur volledig open. Zorg dan wel links en rechts van de deuropening voor een geleideschot van 60 cm. Deze kunnen als ‘klapdeurtjes’ dienen, want tijdens de wintermaanden moet de bovenhelft van de deuropening altijd dicht zijn. – Voor kleinere afdelingen blijft deurventilatie het goedkoopste systeem om te bouwen en heeft ook als voordeel dat er veel volume in de stal gemaakt kan worden omdat er hoog afgezogen kan worden.
Plafondventilatie
Plafondventilatie is in de jaren negentig heel veel toegepast. De laatste 8 jaar veel minder door de opkomst van kanaalventilatie. Plafondventilatie is nog steeds een goed systeem als het toegepast wordt volgens de eisen die aan het systeem gesteld worden. De inzichten voor wat betreft plafondventilatie zijn door ervaring in de loop van de jaren wel veranderd. Zo is dit systeem op de volgende punten veranderd ten opzichte van de oude plafondventilatie: – Zorg voor een hoogte 2,80 m tot 3,00 m. – Leg mineraalwolplafonds voor een derde deel dicht, langs de zijkanten. Dit is bedoeld om meer onderdruk te krijgen. Er is voldoende onderdruk nodig om de lucht goed verdeeld te krijgen. Bij onvoldoende onderdruk gaat de luchtverdeling altijd verkeerd. Dichte stroken langs de zijmuren trekt de lucht veel mooier naar de controlegang waar geen opstijging van geproduceerde warmte van de dieren is. Om deze reden is het ook bij plafondventilatie van belang dat de controlegang toch minimaal 80 cm of liefst nog breder is. – De nieuwste aanpassing is een open sleuf van bijvoorbeeld 2 cm in het plafond midden boven de voergang. Dit wordt uitgevoerd met holle kunststofpanelen. Deze steken 20 cm boven en 40 cm onder het plafond uit. Het doel hiervan is om de luchtstroom naar de controlegang nog meer te stimuleren. Dit kan in principe in elk type ventilatieplafond aangebracht worden, uiteraard ook in bestaande plafonds.
Plafondventilatie is nog steeds een goed systeem als het toegepast wordt volgens de eisen die aan het systeem gesteld worden
Combiventilatie
Combiventilatie (in de volksmond het Oolman-systeem) is ook al zeker 20 jaar op de markt en wordt bij nieuwbouw ook nog wel eens toegepast. Dit systeem heeft een dicht plafond (isolatieplaat van 3 cm dikte) en een spleet midden boven de voergang. Hierbij worden ook geleideschotten aangebracht die 20 cm boven en 40 cm onder het plafond uitsteken. De onderste 40 cm moet regelbaar zijn. Is namelijk bij een laag ventilatieniveau de opening te ruim dan zal er op plaatsen warme lucht omhoog trekken en een totaal verkeerde luchtverdeling geven.
De Ventilatietrends anno 2009
- Maak veel volume in de stal en zuig hoog af. Ook bij gespeende biggen is het een week na opleg al te warm.
- Kanaalventilatie is de laatste jaren het meest toegepaste luchtverdeelsysteem. • Zorg voor regelbare luchtinlaten aan de buitenzijde van de stal. Geperforeerde platen of windbreekgaas blijken vaak niet afdoende.
- Pas mengventilatie toe in stallen met kanaalventilatie waarbij de lucht rechtstreeks onder de controlegang komt. Warme lucht uit de afdeling wordt met een ventilator onder in het luchtkanaal geblazen. Dit werkt vooral bij gespeende biggen positief. Er hoeft minder gestookt te worden en de lucht valt nooit te koud in de hokken.
- De huidige ventilatienormen, zeker voor wat betreft de biggen en de vleesvarkens, zitten op de ondergrens. Met nog minder ventileren blijft het veel te warm en te benauwd in de stallen.
- Koelen van binnenkomende lucht staat al jaren in de belangstelling. Er zijn goede ervaringen mee maar dit wordt nog niet massaal toegepast.
- Bij plafondventilatie ook direct onder het plafond afzuigen in plaats van 1 m eronder. Leg het plafond 1 m rondom de ventilator dicht.
Het is niet nodig om dit verstellen te automatiseren. De vuistregel voor gespeende biggen en vleesvarkens is de volgende: vanaf november tot en met maart op een derde van de maximaal benodigde opening. Dit geldt ook voor grote dieren. Houd bij gespeende biggen de eerste 2 weken na opleg en bij vleesvarkens de eerste 4 weken na opleg ook deze opening aan. De overige periode kan de maximale opening aangehouden worden. Tijdens de wintermaanden hoeft er dus niets aan versteld te worden.
– De opening wordt berekend op 1,5 – 2,0 cm²/m3 afhankelijk van de lengte van de spleet. De controlegang moet bij voorkeur 1 m breed zijn, met uiteraard een dichte vloer.
– De plaats van de temperatuurvoeler is hier ook weer 60 cm naast de controlegang ongeveer 20 cm hoger dan de hokafscheiding.
Ventielventilatie
Ventileren via wandventielen is een systeem dat in de pluimveehouderij heel veel toegepast wordt. In de varkenshouderij komen wij dit systeem eigenlijk alleen tegen in zeugenstallen. Ventileren via wandventielen wordt ook met succes toegepast bij andere diercategorieën. Een belangrijke voorwaarde bij ventielventilatie is dat stal, inlaat en klimaatcomputer goed op elkaar afgestemd zijn. Eigenlijk geldt dit natuurlijk voor alle systemen. – Het voordeel van ventielen is ook dat er volume in de stal gemaakt kan worden, waarbij er ook hoog afgezogen kan worden. – Qua bouwkosten is het ook een aantrekkelijk systeem. Veel zeugenstallen zijn al uitgerust met ventielinstallatie. – De bovenkant van het ventiel moet wel ongeveer 30 cm onder het schuine dak geplaatst worden om ook bij een laag ventilatieniveau de lucht beter langs het dak te geleiden. – Voorkom obstakels, zoals een tl -balk of gording, in de luchtstroom. – Sturing van de ventielen vindt plaats op basis van ventilatiepercentage of via een onderdrukmeting.
Buisventilatie
In kraamstallen wordt buisventilatie zeer veel naar tevredenheid toegepast. Het is ontstaan in kraamstallen met plafondventilatie, waarbij de zeugen met de kop naar de muur staan en er bij een hoog ventilatieniveau nauwelijks lucht bij de kop van de zeug kwam.
– Bij een volledig dicht plafond komt er een buis van 200 mm doorsnede in het plafond aan de zijde van de voerbak zover mogelijk van het biggennest. De buis moet 20 cm boven en 40 cm onder het plafond uitsteken. Tijdens de wintermaanden is het nodig om de opening te halveren met een deksel met een gat van 140 mm doorsnede.
– In een ventilatieplafond kan worden volstaan met een buis van 160 mm doorsnede.
– Het plafond (3 cm isolatie) bij voorkeur ook weer op een hoogte van 2,80 à 3,00 m.
– Zo dicht mogelijk onder het plafond afzuigen daar het in een kraamstal ook altijd te warm is.
– In stallen voor dragende zeugen met plafondventilatie is het aanbrengen van een buis per 4 zeugen ook een grote verbetering (buis van 200 mm doorsnede).