In varkensstal is het vaak te warm

Binnen het totale klimaat is de temperatuur een belangrijk aspect in varkensstallen. In de meeste stallen is het warmer dan de ingestelde begintemperatuur ventilatie, onder andere doordat de temperatuurvoeler verkeerd meet of op de verkeerde plek hangt. Ook door foutieve instellingen kan de temperatuur te hoog oplopen met alle negatieve gevolgen van dien.

In varkensstallen wordt er al sinds jaar en dag geventileerd op temperatuur, zowel in natuurlijk als mechanisch geventileerde stallen. Wordt het kouder dan de ingestelde temperatuur dan wordt er op de minimumstand geventileerd en zo nodig verwarmd. Wordt het te warm dan wordt er harder geventileerd tot een bepaald maximum. Daarnaast bestaat er nog een mogelijkheid tot koeling van de lucht. Achter deze enkele zinnen schuilt veel techniek en de praktijk leert: hoe meer techniek hoe meer storingen.

De volledige verwarmings-, ventilatie- en koelapparatuur wordt gestuurd op basis van een temperatuurvoeler; een klein ’pinnetje’ dat ergens in de stal hangt. Het is dus van zeer groot belang dat ten eerste dit ‘pinnetje’ de juiste temperatuur doorgeeft aan de klimaatcomputer en ten tweede dat deze hangt op een plaats waar de temperatuur gemeten wordt, zoals deze ook door de dieren wordt ervaren.

Plaats van de voeler

Er is helaas nog vaak discussie over de plaatsing van de temperatuurvoeler, vooral bij luchtinlaatsystemen zoals deurventilatie en kanaalventilatie. Regelmatig zien we in de praktijk dat de temperatuurvoelers in de binnenkomende luchtstroom hangen, dus dicht bij de voergang. Deze plaats geeft geen juist beeld van de werkelijke temperatuur bij de dieren: dan wordt bij de dieren al snel een 3 tot 4 °C hogere temperatuur gemeten; dan wordt er altijd te weinig geventileerd. Een tweede nadeel is dat er dan te veel temperatuurwisselingen worden gemeten en hierdoor het ventilatiepatroon wisselend wordt.

Voor de echte deskundige is het geen discussiepunt meer waar de voeler moet hangen. De adviezen luiden als volgt:

> deur-/kanaalventilatie: 60 cm naast de voergang op een hoogte van 10 tot 20 cm boven de hokafscheiding;

> combiventilatie: 60 cm naast de voergang op ± 150 cm hoogte;

> plafondventilatie: ± 150 cm onder het plafond, boven de dieren;

> wandventielen: 2 tot 3 m vanaf de buitenwand tussen 2 ventielen;

> buisventilatie: 60 cm van de wand tussen 2 buizen.

Nauwkeurigheid voeler

Elke temperatuurvoeler, ook nieuwe, dienen eenmaal per jaar gecontroleerd te worden; bij twijfel uiteraard eerder. Tijdens bedrijfsbezoeken controleren we altijd de temperatuurvoelers. Het gebeurt maar zelden dat er nauwelijks of geen afwijkingen zijn. Een afwijking van 1 °C lijkt weinig, maar in relatie tot een bandbreedte van 5 °C wordt er wel 20 % te veel of te weinig verwarmd/geventileerd, afhankelijk of het 1 °C te koud of te warm is. Afwijkingen van 0,5 °C of meer dienen dus altijd bijgesteld te worden. In de meeste klimaatcomputers is dit mogelijk. Bij grote afwijkingen – enkele graden – is er dikwijls roest en/of vocht in de voeler aanwezig; een nieuw kroonsteentje is vaak al de oplossing. Nog beter is een volledig afgedichte soldeerverbinding. Om vocht in de voeler te voorkomen dient deze goed dicht te zijn en ook dwars te hangen.

Stallen vaak te warm

In de meeste stallen is het altijd warmer dan de ingestelde begintemperatuur ventilatie (volgens de richtlijnen van het Klimaatplatform). Er zijn hier een aantal oorzaken voor aan te voeren:

> De temperatuurvoeler geeft een lagere temperatuur dan dat het werkelijk is.

> De temperatuurvoeler hangt te veel in de binnenkomende (koudere) luchtstroom.

> De handbediende verwarming blijft te lang aan. In kraamafdelingen met vloerverwarming zien we vaak dat:

> de automatische klep van de verwarming kapot is waardoor er maar verwarmd blijft worden;

> er te lang (warme) lucht vanonder de golfplaten wordt gehaald;

> de minimum-/maximumventilatie te laag is ingesteld;

> de bandbreedte te ruim is ingesteld of met een te grote correctie op basis van buitentemperatuur;

> een slechte dakisolatie, waardoor er te veel zonne-instraling is;

> de luchtinlaat aan de zonzijde.

Temperatuureisen

Elke diercategorie, van pasgeboren big tot een dragende zeug, heeft z’n eigen temperatuurtraject waarbij ze zich het prettigst voelen.

> Kraamstal:

alleen een lamp In de kraamstal is het vrijwel altijd warmer dan we eigenlijk zouden willen. Hier speelt altijd het probleem dat het voor de zeug koel en voor de big warm moet zijn. De luchtinlaatsystemen die de frisse lucht bij de kop van de zeug brengen, zijn een grote verbetering ten opzichte van plafondventilatie en klepventilatie. Het feit dat het dan nóg vaak te warm is, wordt dikwijls veroorzaakt door vloerverwarming die te lang aanblijft en/ of te hoog staat ingesteld. Wanneer er een kunststofplaat of nog beter een rubberen mat als vloer in het biggennest ligt, volstaat het om alleen met een lamp te werken. Dit moet dan een lamp zijn die 150 watt warmte produceert. Vloerverwarming is dan niet nodig.

Bedrijven met hoge stookkosten zijn altijd bedrijven die continu de vloerverwarming aan hebben in de kraamstal. In deze situaties is het advies om de vloerverwarming uit te zetten en in het geval van een betonvloer of tegelvloer een rubberen mat te plaatsen. Een rubberen mat neemt enorm goed de stralingswarmte van de lamp op. Velen zijn in het begin vrij sceptisch, maar degenen die dit daadwerkelijk uitvoeren, zijn altijd heel enthousiast over het resultaat. De stookkosten gaan flink omlaag, de zeugen eten beter door een lagere afdelingstemperatuur en er worden zwaardere biggen gespeend. De lamp zal, afhankelijk van het liggedrag wat langer aan moeten blijven. Advies temperatuurinstelling: – tijdens het werpen op 23 °C – na het werpen in 7 dagen terug naar 21 °C

> Biggenstal: verwarmingssysteem nodig

De stal voor pas gespeende biggen is de enige stal op een varkensbedrijf waar een verwarmingssysteem nodig is om de gewenste temperatuur te halen. Echter, als de biggen ongeveer een week gespeend zijn, brandt de verwarming normaal gezien ook niet meer. Alleen in uitzonderingssituaties zoals te veel ventilatie, een te hoog ingestelde temperatuur of een extreem lage buitentemperatuur. Er kan dus gesteld worden dat van de 6 weken dat de biggen in de biggenstal liggen, het 5 weken te warm is. Helaas mogen biggen, in tegenstelling tot zeugen en vleesvarkens, op volledig rooster (kunststof) gehuisvest worden. Uit dierwelzijnsoogpunt zou juist deze diercategorie op een dichte ondergrond moeten kunnen liggen. Dit mag wel, tenzij het dan weer een 40 % dichte vloer is. Dit is veel te veel en geeft vloerbevuiling. Dus kiezen veel varkenshouders voor volledig rooster. Ik adviseer daarom bij volledig rooster een rubberen mat met een oppervlakte van circa 600 cm2/big. Hier gaan pasgespeende biggen gegarandeerd op liggen. Dit geeft de volgende voordelen: de dieren hebben geen koude trek vanonder en de ventilatie- en verwarmingstemperatuur kunnen bij opleg 2 °C lager ingesteld worden wat een enorme besparing betekent.

Advies temperatuurinstelling:

– bij opleg op 28 °C (26 °C bij een dichte ondergrond)

– vervolgens in 6 weken afbouwen naar 22 °C

Als de biggen op ongeveer 3 weken leeftijd gespeend worden, kan de oplegtemperatuur beter 1°C hoger ingesteld worden. Gezien het feit dat het bij de biggen het grootste gedeelte van de periode ook te warm is, verdient het hier de voorkeur om hoog af te zuigen.

> Zeugenstal:

temperatuur niet te hoog Bij guste en dragende zeugen moet de ruimtetemperatuur bij voorkeur ook niet te hoog zijn. Te koud (minder dan 18 °C) mag het in een zeugenstal pas worden als het buiten meer dan 5 °C vriest. Komt de staltemperatuur al eerder onder de 18 °C dan wordt er meestal te veel geventileerd of is de bezetting laag. In een zeugenstal is het goed om veel volume te hebben en hoog af te zuigen. Bij een systeem met kanaalventilatie ligt in feite de zeug met haar kop buiten en ervaart daardoor altijd een veel lagere temperatuur dan u als varkenshouder. Minder ventileren is hier dan ook op z’n plaats.

Advies temperatuurinstelling:

– dekstal: 21 °C

– drachtstal: 20 °C > Vleesvarkensstal: geen extra verwarming Bij opleg van biggen van circa 25 kg volstaat het vaak om de afdeling van te voren warm en vooral droog te stoken. Extra verwarming is normaal gezien niet nodig. Bij een normale bezetting, zonder extreme kou en een juist ingesteld ventilatieniveau, is het vaak na 1 week al te warm. De temperatuurvoeler moet dus op de juiste plaats hangen. Advies temperatuurinstelling: – bij opleg op 25 °C – in 5 dagen afbouwen naar 23 °C – vervolgens op dag 50 naar 22 °C – op het einde (dag 100) op 21 °C

Tot slot

Er komen inmiddels weer meer goede ervaringen met het sneller afbouwen van de temperatuur. Heel veel vleesvarkensstallen zijn tegenwoordig te warm als gevolg van te weinig ventileren. Dit beperkt de voeropname en veroorzaakt ook gezondheidsproblemen. Zo hoog mogelijk afzuigen heeft de voorkeur.

By |2019-02-05T12:34:45+00:00februari 5th, 2019|klimaatbeheersing|